Structurele investeringen en steviger inbedding cultuureducatie in het onderwijs
Onderwijsraad: Advies Nationaal Onderwijs Programma
De Onderwijsraad adviseert de regering het NPO te verbinden aan structurele investeringen in het onderwijs en dit vast te leggen in het regeerakkoord. Alleen zo wordt de forse incidentele investering in het corona-gerelateerde herstelprogramma dienstbaar aan duurzame verbetering en ontwikkeling van het onderwijs. De raad constateert dat de beperkte looptijd van het NPO en het incidentele karakter hierbij beperkingen zijn en adviseert om na twee jaar de balans op te maken van de effecten van het NPO.
De herstelmaatregelen van het NPO kunnen aan kracht winnen als de regering met structurele investeringen en lange termijnbeleid inzet op:
- de aanpak van het leraren- en schoolleiderstekort in het nieuwe regeerakkoord;
- verbeteren van de kwaliteit en gelijkere onderwijskansen;
- structureel investeren in kennisinfrastructuur voor kennisdeling en kennisbenutting;
- realiseren van een lokaal offensief om jongeren perspectief te bieden.
De raad adviseert de onderwijsministers een beroep te doen op het Nationaal Groei Fonds om de personele en materiële basiscondities voor goed onderwijs op orde te krijgen.
Het Advies Nationaal Onderwijs Programma d.d. 3 juni 2021
Raad voor Cultuur: Een agenda voor herstel en transitie 'Sterker uit corona'
NPO biedt kansen voor cultuuronderwijs
De Raad voor Cultuur pleit in het rapport 'Sterker uit corona' voor een steviger plek in het onderwijs, met inzet van de NPO-middelen. De raad ziet een toekomst voor zich waarin kunst- en cultuuronderwijs een vergelijkbare positie krijgen als bewegingsonderwijs en 'waarin ieder kind wordt ingewijd in cultuur door een bekwame docent'. De raad is ervan overtuigd dat het effect van de inzet van NPO-middelen voor kunstvakdocenten aanmerkelijk groter is dan het 'kleine positieve effect op leerprestaties' dat de door het ministerie van OCW opgestelde menukaart met mogelijke interventies suggereert.
Het rapport Sterker uit corona d.d. 8 juni 2021
Steviger inbedding van cultuureducatie in het onderwijs (op p.22/23 van het rapport)
'De raad vindt het van groot belang dat cultuur een steviger plek krijgt in het primair en voortgezet onderwijs. Voor het basisonderwijs ziet hij hier kansen in het Nationaal Programma Onderwijs, dat recent is opgestart om scholen de mogelijkheid te bieden hun leerlingen de komende twee jaar extra te ondersteunen om leerachterstanden in te halen en het onderwijs te verbeteren. De 8,5 miljard euro uit dit programma is niet alleen bedoeld voor cognitieve vakken, maar biedt ruimte voor ontwikkeling van alle kerndoelen, inclusief de kerndoelen rond 'kunstzinnige oriëntatie'. Een logische keuze, zeker nu veel leerlingen een moeilijke tijd achter zich laten en vakken als drama, muziek en beeldende vorming kunnen helpen die periode een plek te geven.
De raad bepleit een toekomst waarin kunst- en cultuuronderwijs een vergelijkbare positie heeft in het onderwijs als bewegingsonderwijs, waarin ieder kind wordt ingewijd in cultuur door een bekwame docent. Door kunstvakdocenten voor de klas te zetten, kunnen leerlingen werken aan vaardigheden die net zo belangrijk zijn voor hun toekomst als de cognitieve vaardigheden, zoals het leren uiten van gevoelens en ervaringen in beelden, taal, muziek, spel en beweging, het leren reflecteren op eigen werk en dat van anderen, en het leren over, en het leren waarderen van, van cultureel erfgoed. Het aantrekken van professionele krachten kan het cultuuronderwijs inhoudelijk verbeteren en verlicht bovendien de reguliere docent (die zich intussen kan richten op het wegwerken van achterstanden in andere vakken). De raad is ervan overtuigd dat het effect van de inzet van NPO-middelen voor kunstvakdocenten aanmerkelijk groter is dan het 'kleine positieve effect op leerprestaties' dat de door OCW opgestelde menukaart met mogelijke interventies en hun effectiviteit suggereert. In de onderliggende studies is immers geen rekening gehouden met het bestaande lerarentekort, waarvoor een structureel grotere rol van andere gekwalificeerde krachten voor de klas deels een oplossing kan bieden. Daarnaast wordt het effect alleen in termen van leerprestaties geduid, terwijl de effecten van cultuureducatie zich veel breder uiten.
Aandachtspunt is dat de juiste kunstvakdocenten en/of kunstenaars op een eenvoudige manier aan scholen gekoppeld worden. Hiermee kan worden geëxperimenteerd op plekken met een fors lerarentekort, waar wordt geïnvesteerd in de verbinding tussen het kunstencentrum en een grote onderwijskoepel. Hogescholen kunnen worden betrokken bij bijscholing aan kunstenaars die zich tot kunstvakdocent willen ontwikkelen. Ook enkele provinciale ondersteuningsinstellingen bieden al cursussen of coachingstrajecten aan voor kunstenaars die aan de slag willen in het onderwijs.'