Piet Hagenaars doet vijf aanbevelingen
De afgelopen vijf jaar deed Piet Hagenaars promotieonderzoek bij de afdeling geschiedenis van de Erasmusuniversiteit naar het Nederlandse cultuuronderwijsbeleid in de afgelopen vijftig jaar. In zijn proefschrift gaat hij onder meer in op de uiteenlopende aanpak van het landelijke onderwijs- én cultuurbeleid voor cultuuronderwijs, het beleidsproces en de ontwikkeling van de eindexamens in de kunstvakken en de weinig opbeurende opbrengsten van impulsprogramma's.
Hagenaars: "Bewindslieden en ambtenaren putten in hun beleidsrapportages louter uit positieve gegevens van monitorstudies en reviews, die een blijmoedig en betekenisvol beeld van cultuuronderwijs creëren, terwijl de onderwijswerkelijkheid een heel ander beeld laat zien. Er zijn positiewisselingen nodig om de huidige onmacht van het cultuuronderwijs te doorbreken!"
Hij geeft vijf aanbevelingen voor beleid en praktijk:
1. De beleidsregie van het ministerie van OCW moet in één hand komen
Nu is het zo geregeld:
De onderwijsdirectie van OCW stelt veelal vak- en leergebiedoverstijgende doelstellingen op voor het cultuuronderwijs;
De cultuurdirectie van OCW zet in op de culturele ontwikkeling van leerlingen en formuleert vakspecifieke doelen in meerjarige beleidsprogramma's.
Deze weinig op elkaar afgestemde, gesplitste rolverdeling is niet houdbaar.
2. Zorg voor meer draagvlak met een referentiekader voor cultuuronderwijs en extra subsidiegelden direct voor de school
Met haar huidige impulsprogramma's bevestigt de overheid het belang van cultuuronderwijs in de school. Die extra programma's en subsidies zijn niet nodig als cultuuronderwijs net als taal en rekenen over een landelijk vastgesteld referentiekader beschikt en daarmee over een structureel stevige positie in het curriculum. Met de extra beschikbare middelen, direct voor de school, bepaalt de school zelf de samenwerking met culturele instellingen.
3. Werk dit referentiekader uit in kerndoelen, eindtermen en een kerncurriculum met concreet beschreven beheersingsniveaus
Dit kerncurriculum is voor leraar én leerling van belang om het leerproces tijdens de hele schoolloopbaan en de leeropbrengsten daarvan te kunnen sturen.
4. Geef cultuuronderwijsexperts een centrale rol bij de ontwikkeling van dit referentiekader en het kerncurriculum
5. Zorg in de lerarenopleiding primair onderwijs (PABO) structureel voor meer tijd en aandacht voor de kunstvakken
Dit geldt zowel voor de theorie, de praktijk en de didactiek van de kunstvakken. Stimuleer een afstudeerspecialisatie in één ervan. Als de leerkracht deskundiger wordt, zijn daar geen stimulerende beleidsprogramma's meer voor nodig.
Kortom, ontwikkel een degelijk referentiekader, zorg voor vakdeskundigheid en maak de rol van de Rijksoverheid eenduidiger. En: laat subsidiegeld rechtstreeks naar scholen gaan, in plaats van naar culturele instellingen.
Lees het complete artikel bij het LKCA
Proefschrift van Piet Hagenaars (2020): Opdracht & Onmacht, cultuuronderwijsbeleid van Den Uyl tot Rutte-III